De eerste paragraaf van Lockhart`s …

Ook afgelopen nacht ontwaakte Walter tussen lakens nat van zijn eigen zweet. Flarden van de droom draaiden nog door zijn gedachten, flarden van de dood. Nee, wakker is misschien beter. Walter pakt een stapel papier van zijn bureau. In het zwakke licht van het peertje aan het plafond begint hij te lezen in artikelen waarover hij morgen een tentamen heeft. Een paar minuten gaat het goed. Dan klinkt vanachter de muur het tippelen van pootjes. De ratten lopen van de hoek bij zijn bureau tot achter het schuine dak. Walter laat zijn vuist met een dreun neerkomen op het hout. Een stofwolk slaat in zijn gezicht en laat hem hoesten. ‘Rotbeesten!’ schreeuwt hij en houdt dan zijn adem in. Eén van de ratten is tussen de kier onder de deurrstijl heen gekropen en beweegt zich snuffelend naar het metalen kooitje. Walter durft niet te bewegen; hij heeft geleerd zijn avondeten niet weg te jagen. De rat steekt zijn snuit binnen het metalen kooitje. Zijn pootjes tasten over de grond, de kooi, de grond. Speeksel verzamelt in Walter’s mond bij de gedachte aan een paar happen vlees. Van buiten klinkt een vleugelslag. De oortjes van de rat schieten omhoog. Walter springt op van zijn stoel en probeert de rat te grijpen. Te laat. Het beest verdwijnt achter de muur.

About chb

Writer, scientist, puzzled by mankind.
This entry was posted in Fiction and tagged , , , , , , , . Bookmark the permalink.

Please leave a comment after reading: